Stan van Boeckel

 

Oorlogsdagboek van Stan van Boeckel

In het boek: ‘Wellerlooi en de Tweede Wereldoorlog’, uitgegeven op 4 maart 2020, toen Wellerlooi 75 jaar geleden als laatste dorp van Limburg bevrijd werd, staan de belevenissen van Stan van Boeckel al beschreven, over zijn oorlogstijd in Wellerlooi.
Nu 1 jaar later zijn we in contact gebracht met een zoon van Stan van Boeckel. Hiervan ontvingen we de kopie van het originele dagboek, verlevendigd met beeldende tekeningen die Stan er toen bij tekende.

Stan van Boeckel, geboren in 1924, was afkomstig uit Haarlem. Hij werkte in een drukkerij als graficus. Als hij een oproep krijgt, zoals toen voor alle jongens van 18 jaar, om in Duitsland te gaan werken, besluit Stan om in zuidelijke richting te verdwijnen. Eind 1943 komt hij in contact met het verzet en zij bieden hem een schuilplaats op een boerderijtje aan de rand van het bos. Zo komt hij terecht bij Jan (Janneboer) en Mina Drissen op de Droogstal in Wellerlooi.

Vanaf 3 September 1944 hield hij een dagboek bij over de stand van zaken in de oorlog, maar vooral over wat er toen in Wellerlooi gebeurde. Stan bleef tot het eind van de oorlog in Wellerlooi, hij werd hier 20 jaar en hij evacueerde met de mensen uit Wellerlooi naar Groningen.

Met zijn dagboek liet hij een waardevol beeld na, over de oorlogstijd in Wellerlooi.
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Stan van Boeckel
(1924-2009)

IN HET ZICHT VAN DE VRIJHEID

NOTITIES VAN EEN OPTIMISTISCHE NAZOMER,
SOMBERE HERFST EN LUGUBERE WINTER

Eind Juni 1943 gaat de Jodenvervolging naar zijn hoogtepunt. Ex-militairen moeten in krijgsgevangenschap en jongens vanaf 18 jaar worden opgeroepen voor arbeid in Duitsland.
Afgestampt rijden de treinen oostwaarts, maar op het moment dat mijn oproep in de bus verschijnt verdwijn ik in zuidelijke richting (in Haarlem wordt huiszoeking gedaan) en vind werk en onderdak bij een boer in de omgeving van Venlo.
Bij het eerste razzia-alarm lig ik er echter al uit en na nog enkele keren op straat te hebben gestaan kom ik tegen de winter in contact met het verzet dat mij een plaats bezorgt als hulp op een boerderijtje aan de rand van een groot bos. Een eenzaam oord, maar als schuilplaats tegen verraad en de Landwacht niet ongeschikt.

Lotgenoten in de buurt zijn 'Zwarte Toon' (ex-militair), Frans (marinier), Jan en Henk (PTT-ers), Jaap (student), Anton en Wijnand (de laatste, net als ik, zo van de schoolbanken). Ons duikhoofd 'de Smid' zorgt voor post en bonnen en zijn neef 'Kranten Jan' brengt, naast het regionale dagblad, nieuws van de Engelse zender en waarschuwt als er onraad dreigt. Mijn boer heet Jan en zijn vrouw Mina. Maandenlang drijft ons moreel op de berichten van het Russische front en de toenemende activiteit van de geallieerde luchtmacht totdat op 6 juni 1944 de invasie in West Europa begint. Daarna volgen de aanslag op Hitler en de doorbraak in Frankrijk. Eind Augustus ontruimen de Duitsers Parijs en dan komt de bevrijding snel dichterbij.

ZE KOMEN

Zondag 3 September: Brussel vrij!
Langs de Rijksweg in Wellerlooi trekt een aangeslagen leger voorbij. Gewone Wehrmacht, Luftwaffe onderdelen, zeelui van de Kriegsmarine…., gewapend en ongewapend, in uniform of burgerkleding, lopend of gebruikmakend van alles wat rijden kan, iedereen vlucht in noordelijke richting. Af en toe probeert een stafauto met hoge officieren door het gedrang heen te komen. De uitkijk naar jachtbommenwerpers zit voorop, maar de 'Jabos' laten zich nu niet zien.
Burgers verbergen hun vervoer. Een Venlonaar stopt bij 'Kranten Jan' zijn auto onder het stro. Boeren halen de wielen van hun karren en wagens en verstoppen die in het bos.

Dinsdag 5 September: Verwachting alom.
Volgens de radio is na de val van Antwerpen Breda bereikt: Zware explosies richting Volkel en Venlo waar vliegveldinstallaties de lucht in gaan. De terugtocht langs de Rijksweg is een chaos. Geruchten dat Duitsers met 'Pantzerfausten' zich ingraven tegen Amerikaanse tanks die in aantocht zijn, maar bij ons op de Droogstal gaat de dors gewoon door.
De hier opvolgende dagen is de ontnuchtering groot. Van een geallieerde opmars in Nederland is geen sprake, integendeel, generaal Model die bij Arcen zijn hoofdkwartier heeft roept zijn manschappen op het moreel te herstellen. De terugtocht wordt minder chaotisch en militairen die in Wellerlooi stoppen beweren dat ze achter de Maas stand gaan houden. Zij krijgen gelijk want onder leiding van de SA arriveren burgers uit Duitsland die samen met 'Arbeitsbuben', 'Straflingen' en Oost Europese dwangarbeiders langs de rivier aan het graven slaan. Een ander bewijs voor de Duitse plannen is het feit dat de oostelijke Maasstreek bij de Gauen Essen en Düsseldorf wordt ingedeeld. Bij ons is de grenscontrole opgeheven.

Vrijdag 8 September: Luik bevrijd.
Strijd aan het Albertkanaal. Eerste V2 naar Engeland gelanceerd.
‘Kranten Jan’ waarschuwt voor de SA die mannen zoekt om te graven. Trek met Wijnand het bos in en ontmoeten Leo die pas in de Looi is ondergedoken. Op een plek tussen de dichte dennen spreken wij af achter de Maas vandaan te gaan zodra in Noord België een nieuw offensief begint. Ondertussen zullen we diep in het bos een schuilhol bouwen.
Zien voor het eerst de 'Düsenjager' (Me 262).

Zondag 10-Dinsdag 12 September: Werken aan schuilplaats.
Brits bruggehoofd over Kempenkanaal (ten zuiden van Eindhoven). Amerikaanse troepen bereiken Aken en trekken bij Eijsden Limburg binnen. Aktiviteit van geallieerde jachtbommenwerpers. Looise kermis afgelast.

Donderdag 14 September: Maastricht, als eerste Nederlandse stad, door Amerikanen bevrijd.
Terwijl het aantal onderduikers zich nog uitbreidt met een marechaussee (zit bij Wijnand) en enkele Nederlanders die in Duitsland aan de haal zijn gegaan lijkt de eigen situatie verbeterd. De Landwacht is op de loop en de 'Bruinen'. (SA) vragen niet naar papieren. Die zijn enkel geïnteresseerd of iemand een schop kan hanteren.

LUCHTLANDING EN CORRIDOR

Zondag 17 September: Een mooie nazomerdag.
Al vroeg het bos in wegens waarschuwing voor de SA. Over de grens continu luchtalarm. Rond één uur komen formaties transportvliegtuigen (Dakotas + Sterlings) over en daarna, tot het donker, veel patrouillerende jagers. 'Kranten Jan' brengt het signaal 'veilig' en het bericht van de luchtlanding in Brabant en Gelderland. Passagiers van de stoomtram vertellen dat zij bij Mook Amerikanen gezien hebben. De SA en zijn helpers gaan er spoorslags vandoor.
Weer blijde opwinding. Offensief in Noord België. Eindhoven vrij. Britse tanks stoten via Veghel-Uden-Grave door naar Nijmegen en trekken over de Waalbrug de Betuwe in. Amerikanen bevrijden Zuid Limburg. Door Venlo trekken Duitsers, met zwaar materieel, richting de Peel.
Omtrent deze tijd, op een avond als ik de staldeur sluit, staan drie soldaten aan de bosrand. Zij zijn weggelopen uit en strafbataljon in de buurt en vragen om voedsel en onderdak. Mina geeft ze te eten en één nacht logies in het stro en intussen ga ik naar “de Smid” met het voorstel deze mannen zolang in onze schuilplaats onder te brengen. Eerst wil hij er niet aan, maar de volgende dag bezorgt hij burgerkleren en dan verhuizen zij naar het bos.
Dit zijn niet de enige buitenlanders die in deze dagen in Wellerlooi toevlucht vinden. Bij de buren van 'Kranten Jan' zit een Pool (Eddy) die de Duitse dwang is ontvlucht en verderop huist een Russin.

Zaterdag 23 September: Engelsen in St. Anthonis.
Dat is hemelsbreed nog maar 20 kilometer van ons vandaan! Slechter nieuws uit Arnhem waar ingesloten para’s het onderspit delven. De Britse hoofdmacht in de Betuwe slaagt er niet in hen te ontzetten. Gevechten bij Veghel, Mook en Groesbeek.
Na korte afwezigheid zijn de gravers teruggekeerd, ditmaal onder leiding van de 'Organisation Todt' (de 'Geelen'). Weer worden Nederlanders gedwongen te helpen, maar achter aan het bos ondervinden wij geen last.
Er melden zich nieuwe deserteurs, twee onderofficieren in het bezit van een Amerikaans 'vrijgeleide' (strooibiljet), die er aan het Mookfront tussen uit zijn gegaan. In ruil voor burgerkleding geven zij hun uniform en een pistool af en trekken verder, de Amerikanen bij Sittard tegemoet. Ik begraaf hun uitrusting en schaaf de Adelaar en het 'Gott mit uns' van een koppelriem, om mijn te wijde overall komt die goed van pas.
Het wapen geef ik aan 'Kranten Jan'.

Dinsdag 26 September: Boxmeer vrij!
Vandaar tot Weert heeft de bevrijding de Peel bereikt, maar bij Overloon, waar kanalen en moerassen geen hindernis vormen, zij de Duitsers met een pantserbrigade en andere eenheden in stelling gegaan. Britse artillerie beschiet Overloon.
In de avond van de 19e is de Luftwaffe nog overgekomen met bestemming Eindhoven (JU 88’s), maar deze enkele onderneming staat in geen verhouding tot de geallieerde bedrijvigheid. Een nieuw schouwspel zijn de Typhoons. Deze geduchte jachtbommenwerpers cirkelen in groepen rond om dan plotseling met raketten en boordwapens op hun prooi af te gaan. Tijdens de aardappelrooi in het Ven ontploft boven Duits gebied een viermotorige Liberator en onder het kuilen duiken Spitfires neer. Dezen bestoken een bedrijf in Wellsmeer. Een munitieopslagplaats wordt getroffen. Enorm vuurwerk (de Elisehof op 28/9).
Na Arnhem zijn we weer minder opgetogen, maar toch nog vol goede moed. Bij Nijmegen en in Zuid Limburg zijn de bevrijders immers al óver de Maas. Bovendien heeft de corridor door Brabant ons van de rest van Nederland afgesneden. Vrees als weigeraar van de Arbeidsinzet te worden gepakt en voor “heropvoeding” in Amersfoort te belanden is er niet meer.

SLAG BIJ OVERLOON

Zaterdag 30 September: Als verwijderd onweer gromt geschut.
Bij Boxmeer gaan Amerikaanse tanks in de aanval die proberen naar Venray door te breken, maar vóór Overloon en Vierlingsbeek worden zij door de Duitsers tegengehouden. Ongeveer een week golft die strijd heen en weer. Amerikaanse pogingen en Duitse tegenacties wisselen elkaar af en tenslotte geven de Amerikanen het op. Hun verliezen zijn te hoog. In Wellerlooi boven het gevechtsterrein en het grensgebied 'Jabos' waargenomen en daar is de slag goed te horen.
Inmiddels zitten onze 'krijgsgevangenen' al enige weken onder de grond. Het zijn twee Duitse jongens, Karl (?) en Albert en een wat oudere Oostenrijker, Stephan. Hun goed verborgen en uitstekend gecamoufleerde schuilplaats is op een meerdaags verblijf ingericht en dank zij de hulp van Wijnand en medewerking op de Droogstal (o.a. Mina en Toon Thijssen, een buurjongen van “Kranten Jan”) is hun verzorging geen probleem al loopt het wel anders dan eerst verwacht.

Zaterdag 7 Oktober: Typhoon aanval op het Wanssumse silo en zware bommenwerpers vliegen over naar Kleef.
Leo, die met de kar van zijn baas door de Wehrmacht is ingeschakeld, moet naar het front bij Millingen. Heen voert zijn weg door Kleef, terug passeert hij een rokende puinhoop.
Op zondag 8 Oktober vinden tussen Peel en Maas grote razzia’s plaats. Veel mannen worden over Venlo naar Duitsland gevoerd, maar sommigen zien onderweg kans te ontkomen en verbergen zich aan onze kant van de rivier.
Twee jongens uit het Nijmeegse verzet, Jos en Antoon, die daar voor de Amerikaanse inlichtingendienst door de linies zijn gegaan, komen ook bij ons terecht. Ze zijn door de Duitsers gepakt en ontsnapt en wachten in Wellerlooi hun kans af om terug te keren. Bij het opvangen en onderbrengen van al deze mensen zijn “de Smid” en 'Kranten Jan' aktief.
In Venlo neemt het Duitse bestuur gijzelaars vanwege de geringe opkomst voor 'Schanzarbeiten'.

Donderdag 12 oktober: Voor de middag barst bij Overloon de hel weer los.
Meer dan een uur legt artillerie zwaar spervuur op de Duitse posities in en rondom het dorp en daarna rukken Britse infanterie en tanks achter een scherm van granaten en gesteund door jachtbommenwerpers op. Diezelfde dag staan ze in Overloon, maar het duurt tot de 14e voor de verwoeste plaats en omgeving zijn gezuiverd.
Tijdens deze strijd wordt de Venlose binnenstad getroffen door bommen die voor de bruggen zijn bedoeld (13/10) en ook Venray krijgt het uit de lucht te verduren. De grote toren, die door ons vanuit een observatiepost in een boom goed kon worden waargenomen, is na Typhoon aanvallen niet meer te zien en Well moet het vanwege zijn veerpont ontgelden.

Zondag 15 Oktober: Typhoon bedrijvigheid boven de Maas.
Vluchtelingen uit Afferden arriveren in Wellerlooi. Samen met Gennep en omstreken zijn ze door de Duitsers verjaagd.
Op Maandag en Dinsdag buldert het front dichterbij. Gehuil van 'Nebelwerfer' overstemt het andere geschut en uit mijn bed op de graanzolder zie ik de bundels 'kunstmatig maanlicht' die het slagveld verlichten. De aanval op Venray is ingezet. De Loobeek wordt met moeite door de Britten genomen.

Woensdag 18 oktober: Venray vrij.
Alwéér duiken boven Well 'Jabos' omlaag, maar zoals steeds in de afgelopen dagen weten zij de pont niet te raken.
Na de val van Venray ligt het front onverwacht stil. Het gebulder is opgehouden en aan het eind van de week zijn de Typhoons verdwenen.

VOORRANG VOOR DE SCHELDEMOND

Zondag 22 Oktober: Rust aan het front. Geen 'Jabos' meer. Nieuw Brits offensief richting Den Bosch.
Op 10 kilometer afstand is de bevrijding tot staan gekomen. De aanval in Limburg is opgeschort. Alle inspanning richt zich nu op Brabant en Zeeland, de vrijmaking van de Scheldemond. Vanaf Mook volgt de frontlijn de Maas tot Maashees en buigt dan tussen Oostrum en Venray de Peel in. Bij Wessem, zuidwest van Roermond, komt zij terug aan de rivier om ter hoogte van Sittard richting Aken te gaan. Stroomafwaarts ligt de streek onder het bereik van granaten (Well, Bergen, etc.). Wellerlooi blijft er nèt voor gespaard.
Er strijkt een roversbende neer die gapt wat er te gappen valt. Een brutale 'Falschirmjäger' gaat er vandoor op boer Jan zijn fiets en de auto die begin September bij 'Kranten Jan' onder een mijt werd verborgen komt, onder hilariteit van de Duitsers, bij het stro vorderen tevoorschijn. Een oudere soldaat wil met behulp van onze hit een in beslag genomen wagen wegbrengen. Hij belooft het dier terug te zullen bezorgen, maar voor de zekerheid ga ik met hem mee. Het blijkt een praatgrage man die me uitnodigt naar Duisburg te komen, hij foetert op Hitler en heeft nog tegen Ajax gevoetbald. In een depot over de grens kan ik het paard uitspannen en ik rijd er op terug naar de Looi. Ondanks het roven gaat het werk door. De voederbieten gaan nu uit de grond en het vee dat naar de stal is gehaald moet worden verzorgd. Boer Jan heeft een goede hulp aan Piet, een geëvacueerde boerenknecht uit Afferden, maar mijn positie komt er door in de knel. De 'Maasbuurt', de stoomtram tussen Venlo en Nijmegen, is al sinds de luchtlandingen uitgevallen en omdat de Wehrmacht, behalve kippen, varkens en alle transport, ook telefoonpalen kan gebruiken moet de communicatie te voet geschieden. De marechaussee die bij Wijnand zit wil op familiebezoek in Steyl en nodigt mij uit met hem mee te gaan. Niet zonder risico, maar hij waagt het in uniform en na 15 maanden onderduik mòet ik wat anders en loop met hem mee. In het beschadigde Venlo groet de 'Grüne' beleefd, Steyl wordt zonder problemen bereikt en op de terugweg krijgen we bij Lomm een lift van een Duitser.

Vrijdag 27 Oktober: Fraai najaarsweer. Duits offensief in de Peel. Meyel heroverd. ’s Avonds weeromslag.
Terwijl Brabant en Zeeland worden bevrijd ondernemen de Duitsers een afleidingsactie vanuit het 'Venloos bruggenhoofd', maar deze aanvankelijk succesvolle aanval komt in Liesel en vóór Asten tot staan en dan trekken zij terug op Meyel. Tijdens die korte, felle strijd worden de Venlose bruggen (en de stad) gebombardeerd (28+29/10). Ze worden getroffen, maar blijven bruikbaar. De rivierovergang bij Roermond raakt onklaar.
In Duitsland loeien dag en nacht de sirenes, de prijs van de waanzin is hoog. Net als de Amerikanen komen de zware Britse bommenwerpers nu ook overdag. In een stroom van honderden toestellen vliegen de Lancasters en Halifaxen over en worden door talrijke jagers beschermd. De Luftwaffe laat zich echter al wekenlang niet meer zien.
Het weer en de stemming worden slechter. Karl, oftewel 'de socialist', een anti-nazi gezinde, nette knul, houdt het niet langer uit onder de grond en wil naar zijn ouders in Hamburg. In mijn regenjas, geruild voor zijn vulpen, gaat hij op weg en om de achterblijvers te sterken verhuist 'ons' pistool naar het hol. Achteraf niet zo wijs want dit bezit leidt al gauw tot een spannend moment wanneer bij het eten brengen ons herkenningssignaal wordt vergeten. Als een beter idee krijgen zij hun verzorging meer in eigen hand.
Zij raken thuis op de Droogstal.
Op verzoek van 'de Smid' maken wij verscheidenen tochten. Zo loop ik met Wijnand en Leo naar een adres in Arcen voor het halen van bonkaarten en een andere keer steken twee genoemden de maas over om aan het front in Oostrum een verzetsbericht af te geven. Ook voeren onze wegen naar de Duitse kant van de grens waar een kennis van “de Peel” (Wijnands baas) schaarser wordende zaken zoals gist, zout en stroop verschaft. Ondanks het beroerde weer wordt er op deze wandelingen wat afgelachen. Jan, een van de PTT-ers uit Zwolle, ziet kans als uitkijk tegen 'Tiefflieger' op een Wehrmachtauto naar Overijssel te komen.

Zondag 5 November: Front aktief.
Britse aanval op Meyel mislukt. Venlo wéér gebombardeerd, evenals gisteren en eergisteren. Deze keer wakkert harde wind grote branden aan. Burgers vluchten naar de omgeving. Wanssumse toren door Duitsers opgeblazen.
Een verborgen radio en nu en dan een strooibiljet (o.a. ‘De vliegende Hollander') houden ons op de hoogte van wat zich elders afspeelt. Zo weten wij van het drama in Putten, de bombardementen op Walcheren, de strijd om Aken, de bevrijding van de Scheldemond en de Duitse terugtocht achter de Moerdijk. Intussen zoeken wij een mogelijkheid om bij de geallieerden aan te sluiten.

Woensdag 8 November: Uit oostelijke richting nadert laag en langzaam een 'Vliegend Fort'.
Zo te zien in moeilijkheden want het trekt een rooksliert achter zich aan, maar nog éven en ze zijn boven bevrijd gebied. Dàn opent 'Vierlingflak' aan de Maas het vuur. Het toestel reageert met een scherpe draai, lijkt een ogenblik recht op de Droogstal af te komen, zwenkt vervolgens terug op zijn oude koers en stort neer! Vóór en tijdens de fatale duik maken zich figuurtjes los van de romp. Enkele dalen verderop, één valscherm komt dichterbij in de zogeheten 'Rode Hoek' terecht en de laatste, wiens parachute zich niet opent, valt neer bij 'het Kruis' aan onze kant van de rivier. De viermotorige bommenwerper belandt op de tegenoverliggende oever bij Blitterswijck. Later op de dag komt er een tip dat in Heukelom, bij Afferden, kans is door de linies te gaan. Met Wijnand, marinier Frans, de twee Nijmeegse jongens en een 'Duitslandvluchteling' loop ik tot voorbij Well en slapen daar op een koeienstal. Leo, die herstelt van een aanrijding met een legerauto, doet niet mee.

Donderdag 9 November: Door stromende regen verder.
Vóór Heukelom geven borden het streng verboden frontgebied aan, op een steenworp afstand is de vrijheid te zien, maar op het aangeduide adres, een boerderij naast een steenfabriek, wacht in plaats van een bootje een patrouille 'Falschrimjäger'. Wij worden gearresteerd en voor hun commandant in een ondergronds stafkwartier geleid en na een luidruchtig verhoor doorgezonden naar de Gestapo in Bergen. Een griezelige tocht onder bewaking over de verlaten hei. Daar voelt een officier in zwàrt uniform ons aan de tand die ons verhaal, dat wij voor de bommen uit Venlo zijn gevlucht en verdwaald, accepteert met de raad rechtstreeks naar die plaats terug te keren en hem niet meer onder ogen te komen. Een tweede keer zal hij ons naar een kamp in Duitsland sturen.
Frans en de 'Duitslandvluchteling' zien het hierna niet meer zitten, maar de Nijmegenaren, Wijnand en ik proberen nog een adres in Siebengewald waar men echter geen manier weet ons over te krijgen. Wij overnachten bij onbekende, gastvrije Limburgers en op 10 November, mijn twintigste verjaardag, zijn we terug in Wellerlooi.

Zaterdag 11 November: Na het avondeten stapt 'Kranten Jan' de woonkeuken binnen in gezelschap van een andere man die zich voorstelt als William uit Pittston, Pennsylvania. Het is de vlieger die ik in het bos heb zien neerkomen. 'Polen Joep' uit het Ven zou de Duitsers daar voor zijn geweest waarna hij met assistentie van Toon Thijssen naar 'Kranten Jan' werd gebracht.

HET BRUGGEHOOFD WORDT OPGERUIMD

Dinsdag 14 November: De hoop leeft op.
In zuid westelijke richting rommelt zwaar artillerievuur en ook bij Venray klinkt weer rumoer. Na vier weken stilstand is ter hoogte van Weert de aanval hervat. Wijnand waagt het. Samen met de eerder vermelde 'Duitslandvluchteling' steekt hij de Maas over en gaat de bevrijding tegemoet, maar Leo en ik zijn voorzichtiger. Wat daar te beginnen als ook dit offensief vastloopt, de verdedigers van het bruggenhoofd zijn allerminst op pottenkijkers gesteld. Het lijkt ons beter de ontwikkeling in Wellerlooi af te wachten.
De Luftwaffe laat zich af en toe weer eens zien. Zo wordt een formatie Focke Wulfs door eigen 'Flak' in het nauw gebracht en soms schiet de pijlsnelle 'Düsenjager' over. Daarop volgt meestal hevig afweergeschut boven bevrijd gebied en verschijnen de nieuwste RAF jagers, de Tempests, in de lucht. Verkenners (Spitfires) houden zich op de hoogte van de stand van zaken aan de 'Maaslinie' waaraan nog steeds wordt gewerkt (o.a. manschappenbunkers in de bosrand).
In deze natte en sombere herfst is het huis waar 'Kranten Jan' woont een sociaal centrum. Als Albert en Stephan op de Droogstal komen foerageren kunnen zij altijd terecht. De Pool Eddy, die inmiddels verkering heeft met een Looise, komt er met haar en William is een geëerde gast. Soms zit daar ‘s avonds met bezoekende onderduikers en huisgenoten een heel gezelschap en mijn schoolengels komt van pas. Overdag sta ik een keer met William te kijken naar zijn overvliegende kameraden.

Zaterdag 18-Woensdag 22 November: Het offensief zet door.
Britse troepen die tussen Roermond en Deurne de peelkanalen zijn overgetrokken bevrijden Helden, Baarlo en Sevenum. Alweer bommen op Venlo. Terwijl honderden Nederlanders, die bij razzia’s in en om Rotterdam zijn opgepakt, langs de grens een tankgracht graven wordt achter de boerderij artillerie opgesteld en 'Sanitäter' richten een verbandpost in. Dit is voor Leo en mij een teken dat het tijd wordt achter de Maas vandaan te gaan. Het is burgers niet toegestaan de rivier over te steken, op beide oevers wordt gepatrouilleerd, maar de Oostenrijker Fischer, die voor de Wehrmacht een veerdienst tussen Wellerlooi en Blitterswijck onderhoudt, wil wel helpen. Als ’s avonds om vijf uur zijn dienst er op zit zal hij nog éénmaal varen. 'Zwarte Toon' en een tweede 'Duitslandvluchteling' zijn ook van de partij.

Donderdag 23 November: Het front bij Venray komt in beweging. Horst vrij.
De Duitsers vallen terug op de Maas. Het is nog licht als wij bij Leo verzamelen. Daarom zullen we niet tegelijk naar de aanlegplaats lopen, Leo en de andere man gaan eerst, maar op het moment dat 'Zwarte Toon' en ik zullen volgen stapt een Duitser binnen. Met pistool in de hand komt hij naast ons staan, speurt de bijkeuken rond en vertrekt … zonder commentaar! Dan zijn echter kostbare minuten voorbij. Wanneer wij aan de waterkant arriveren zien we het bootje, mèt de twee anderen, in de avondnevel verdwijnen.
Bij zijn terugkomst weigert Fischer nog eens te gaan. Hij heeft zich aan de afspraak van vijf uur gehouden en nú is het hoog tijd zich te melden. Als hij langer wegblijft krijgt zijn commandant, een felle nazi, argwaan.
Later in de avond staan wij er weer. Fischer’s bootje ligt op zijn plek, maar hij heeft de riemen meegenomen. Bij een ander steigertje treffen we Frans en William aan. Dat vletje blijkt verdwenen. De Nijmegenaren zijn ons vermoedelijk voor geweest.

Vrijdag 24 November: Oostrum, Meerlo en Tienray vrij! Ieder moment worden aan de overkant Tommies verwacht.
Nog zijn de wachtposten niet bezet. 'Kranten Jan' kan voor roeispanen zorgen als ik William en een mij onbekende Pool mee wil nemen. Het Wehrmachtbootje wordt ongehinderd bereikt, maar eenmaal van wal hebben wij moeite met roeien omdat èèn van de riemen, een dunne boomstam met daaraan een plankje, slecht in de dol past. Plotseling schiet die riem overboord, wrikken helpt niet en stuurloos dreigen we de hoge, snelstromende Maas af te gaan in de richting van de plek waar met een vlot terugtrekkende Duitsers worden overgezet. Zover komt het niet. Het bootje raakt vast in een versperring en dan trekken wij ons aan het prikkeldraad terug naar de kant. Daar proberen we, bij het licht van de maan, de verloren riem weer in handen te krijgen tot langs de loopgraven Duitse stemmen naderen. Dan stuiven we uiteen en zien elkaar terug op de Droogstal.
De volgende dag blazen de Duitsers de Venlose bruggen op en betrekken hun stellingen in Wellerlooi. Een grote brand recht tegenover ons markeert de plaats waar hun achterhoede zich bevindt en bij Wanssum gaat het te keer.
Heb er ontzettend de pest in. Mijn kans is verkeken.

WELLERLOOI IN DE FRONTLIJN

Zondag 26 November: Stil herfstweer.
In de loop van de dag wordt de tegenoverliggende oever bevrijd (Broekhuizenvorst - Blitterswijck). Je kunt ze horen! Vanuit een boom bij 'de Peel' zie ik door een kijker hoe artillerie de Wellse toren onderhanden neemt en nog verder weg duiken Typhoons neer (kasteel Geijsteren). ’s Avonds vallen de eerste granaten op Wellerlooi. Een jongetje wordt gedood en zijn zusje gewond.
De laatste Duitse weerstand concentreert zich op de oversteekplaatsen en in de kastelen Broekhuizen en Geijsteren met steun van kanonnen die aan onze kant van de Maas staan opgesteld, maar in de loop van de week trekt de achterhoede, onder hevig mitrailleur en mortiervuur, terug achter de Maas.
Deze militairen nemen bezit van het dorp en enkele vermoeide, maar wel bewapende infanteristen komen bij ons terecht. Eén van hen, een landbouwers zoon, twijfelt aan mijn boerenafkomst en wanneer ik hem wijs maak dat ik als oogsthulp uit Eindhoven door de luchtlandingen ben gestrand biedt hij aan mij over te zetten. Met een bootje moet hij zijn kameraden achter de Wanssumse haven bij de terugtocht assisteren. Ik zie echter niet hoe hij mij ongezien daar denkt te krijgen en bovendien, als ik die heksenketel hoor, bedank ik maar. Nu de Duitsers zich overal indringen kan William niet langer in huis worden gehandhaafd. Samen met zijn metgezel van de mislukte oversteek wordt hij in het bos ondergebracht, maar Eddy zit nog bij de buren van 'Kranten Jan' en Albert blijft, ondanks het risico op de Droogstal zijn toevlucht zoeken. Stephan vertoont zich echter niet meer. Als deze zijn schuilplaats verlaat zwerft hij in zijn wanhoop, en onze grote zorg, door de bossen rond.

Vrijdag 1 December: Tijdens de aanleg van een schuilkelder achter de boerderij ondergaan we de vuurdoop.
Er slaan granaten in rond de plek waar kort tevoren het geschut heeft gestaan. Jan en Mina met hun kinderen, de oude Manus en ik komen vrij met de schrik, maar evacuee Piet raakt ernstig aan een voet gewond. 'Sanitäter' verlenen eerste hulp.
Wij vragen hen Piet naar een hospitaal te brengen, maar zij antwoorden dat zij geen burgers mogen vervoeren en spreken over een 'gelukschot' waar menig soldaat blij mee zou zijn.
Aandringen helpt niet en daar Piet toch een dokter nodig heeft binden wij hem op een ladder, leggen die op een wagentje en trekken dan naar Kevelaer waar hij door een non in de kelder van het ziekenhuis wordt opgenomen.
Dat gebeurde op Zaterdag en alvorens naar het front terug te keren kopen wij (een buurman en ik) in het gaaf ogende stadje met zijn grote bedevaartkerk 'ersatz' zeep. Een vreemde ervaring. Als onderduiker zonder papieren even in een Duitse plaats rondkijken.
De 3e December, een regenachtige Zondag, wordt Blerick, het laatste Duitse steunpunt in het 'Venlo bruggenhoofd', bevrijd. Venlo zelf wordt zwaar beschoten. De hoop dat de Britten dáár de Maas over zullen komen blijkt vergeefs. Een rivier breed blijft de bevrijding bij ons verwijderd.

Dinsdag 5 December: Door een dertigtal welgemikte schoten gaat het Looise kerkje in puin. Een dag eerder onderging de Wellse molen hetzelfde lot.
Ook vallen er granaten aan de grensovergang en bij andere beschietingen wordt onderduiker Henk licht en een Looienaar zwaarder gewond. Dit op willekeurige tijd en plaats neerkomend granaatvuur veroorzaakt een ongekende bange dreiging. Buiten de kelders loert levensgevaar. Zonder noodzaak, zoals proviandering, gaat men daar niet bij vandaan en in het donker van huis is extra riskant (uitgaansverbod van ’s avonds 5 tot ’s morgens 9 uur). De militairen in Wellerlooi zijn een gemengd gezelschap. Naast jonge, meestal fanatieke, 'Falschirmjäger' en geharde, onverschillige Oostfrontsoldaten zijn er ook oudere reservisten die, over het algemeen, de 'Krieg' niet zien zitten. Af en toe deel ik mijn plaats in het hooi (lijkt minder onveilig dan mijn bed aan de voorkant) met enkele Duitsers. Als mij het schieten te machtig wordt en ik haastig naar de schuilkelder buiten verdwijn ( de familie is onder de woning getrokken) slapen die rustig door en wanneer zij het in de gaten krijgen lachen ze me uit. Ditzelfde stel gaat een keer op verkenning aan de overkant. Ze beweren dat het hun om Engelse chocola en sigaretten is te doen en de laconieke figuur die al eerder aanbood mij over te zetten stelt nu voor mee op 'Spähtrupp' te gaan. Zij zullen me wel bij de Tommies achterlaten. Afgaand op het tumult van lichte wapens dat soms
’s nachts aan de Maas losbarst zitten die ook niet stil en mijn vertrouwen in zo’n onderneming is beslist minder groot.

Zondag 10 December: Het wordt kouder.
De eerste sneeuw is gevallen en terwijl het gezin van Jan en Mina bescherming zoekt in de voorraadkelder onder het huis ben ik daarbuiten op mezelf aangewezen zónder licht en verwarming. Het tegendeel van bemoedigend en wanneer ik tot overmaat van ramp ziek wordt vraag ik 'de Peel' bij hem te mogen komen.
Daar is nog gezelschap van de Venlose vluchteling Gerard (behalve Weinand is ook de marechaussee vertrokken, deze is naar familie gegaan) en er branden een olielamp en de kachel. Bovendien hebben Hein en Anka geen Duitsers over de vloer.
Ik maak er kennis met nog iemand, 'Jan de Oekraïner', een gedroste dwangarbeider, die in de schuur zit ondergedoken. Als de kust veilig lijkt helpt hij mee, maar de enige die zijn taal verstaat is Anka die zelf Poolse is. Met mij praat hij onveranderlijk in deze trant: 'Du Mensch, du gut Kamerad, du gut Kommunist. Stalin Gut. Hitler scheisze. Deutschland kaput!', wat altijd gepaard ging met schouderkloppen en een veelbetekenend gebaar langs zijn hals. Oorlogsgeweld schijnt hem niet zo te deren. Hij gaat tenminste zijn gang op momenten dat wij al bij de kelder zijn. Met keelontsteking te bed is er weer het bekende geluid van de Typhoons. Vier achter elkaar. De leider zwenkt in een duik waarop de anderen volgen. Hun raketten laten een dun rookspoor na en dan trekken zij ronkend weer op. Het kruispunt Venweg-Rijksweg is getroffen, doch de schade valt mee en er zijn geen slachtoffers (gebeurde dit op 11/12?).
Wat later, op een avond bij 'de Peel', klinkt het geluid van een neerstortend vliegtuig. Volgens naoorlogse informatie zou dit een Duits toestel zijn geweest dat achter in de bossen moet zijn neergekomen. Er gaan geruchten dat de streek zal worden geëvacueerd. In het door bommen en granaten geteisterde Venlo beginnen Duitsers te plunderen en daar ontstaat voedselgebrek. Op het platteland is dat laatste niet het geval (noodslachtingen), maar er zijn problemen met de brood en energievoorziening, medicijnen en geneeskundige hulp. Well, dat al sinds Oktober frontgebied is, heeft daarbij met hoogwater te kampen. Evacuatie lijkt echter de grootste ramp.
Behalve vechten en stelen houden de Duitsers zich bezig met het ophalen van mannen want hoewel de Tommies op de bunkers in aanbouw hun mortieren richten wordt er toch aan gewerkt. Iedere morgen komt een officier, een sombere man die door een bombardement op Kassel zijn gezin heeft verloren, bij ons langs. Mij laat hij de zorg over de overgebleven koe en de brandstofvoorziening, maar Gerard moet mee om te graven. Rond midden December is het Wellerlooifront relatief rustig. Wij krijgen adem, maar blijven behoedzaam. Gaan en werken doen we in de buurt van dekking en we houden onze oren gespitst op de overkant. Zó dichtbij en zó onbereikbaar. Hoe zou het mijn kornuiten daar zijn vergaan?

“MIT WEIHNACHTEN SIND WIR WIEDER IN PARIS"

Zaterdag 16 December: Alarm in de ochtend.
De Duitsers doen een inval bij 'Kranten Jan' en diens buren waar op dat ogenblik, behalve Eddy, ook Albert aanwezig is. De twee 'gasten' weten in het donker te ontkomen, maar beide families worden in huis vastgehouden en de volgende dag over de grens weggevoerd. Diezelfde morgen nadert langs de bosrand een 'Fallschirmjäger', zo’n jonge knaap. Met zijn machinepistool in de aanslag komt hij op me af en snauwt dreigend:  "Axt lós, Mensch"!. Ik laat mijn bijl vallen en dan wil hij weten of ik een vreemdeling met een snor heb gezien, een Engelse spion, die lichtsignalen heeft gekregen uit een woning verderop wat die lieden duur zal te staan komen. Mij is niemand opgevallen, mijn naam is haas, waarop hij schampert dat hij geen Hollander vertrouwt sinds terroristen hem in Helmond “auf die Klamotte” geschoten hebben en terwijl hij mij achterdochtig opneemt valt zijn blik op de koppelriem met het afgeschaafde embleem. Verontwaardigd vraagt hij waar ik die vandaan heb. Ik verzin een smoes over ingekwartierde soldaten die het kledingstuk hebben achtergelaten, maar “Das gehört der Wehrmacht!” en ik moet hem afgeven. Dàn hangt hij zijn 'Schmeisser' om en verdwijnt.
De al zo nerveuze sfeer is nu zéér gespannen. Wat is er gaande en hoe zal dit aflopen? Wanneer Albert schichtig aan de deur verschijnt wordt hij niet toegelaten en 'Jan de Oekraïner' vertrekt ijlings naar een schuilplaats in het bos bij 'de Peel'. Deze enge penarie valt samen met berichten over een groot Duits offensief ten zuiden van Aken. Bij ons verstoort geen schot of geronk de nevelige stilte, het lijkt of de Britten zijn weggetrokken. Een reservist die mij eerder toevertrouwde niet in Hitler en zijn 'Wunderwaffen' te geloven zegt nú dat zij met 'Weihnachten' terug in Parijs zullen zijn. Ook het soldatenkrantje, op dat moment onze enige nieuwsbron, is optimistisch.

Donderdag 21 December: Alle arrestanten zijn vrij!
Het blijkt dat de overval niet de verborgen mensen gold, maar twee van diefstal van persoonsbewijzen verdachte deserteurs die kort daarvoor in een keet bij de huizen hadden overnacht. Dat had ertoe geleid en eenmaal binnen maakte een op batterijen aangesloten fietslamp de argwaan compleet. Het was een nachtmerrie. Als bandieten waren zij behandeld, te Kevelaer opgesloten en streng verhoord, maar zij konden hun onschuld volhouden en werden, onbegrijpelijk genoeg, na vijf benauwde dagen weer losgelaten. Hoe wist de Wehrmacht echter van die twee in die keet en wat was er met die 'Engelse spion' aan de hand? De dans ontsprongen. Albert zit weer op zijn plek, Eddy is door ons bij 'Jan de Oekraïner' ondergebracht en Frans houdt verbinding met William, maar Toon Thijssen en 'Kranten Jan' zijn voor de illegale bijstand verloren (blijven onder toezicht) zodat er voor inmiddels drie schuilholen weinig hulp over is. Bovendien maken onzekerheid én de weersomstandigheden communicatie een groot probleem ( sporen in rijp en sneeuw). Bij 'de Peel' wordt voortaan drinken buiten gezet en heimelijk opgehaald en bij hoge uitzondering ’s nachts aan de keuken warm eten verschaft. De bosbewoners raken geïsoleerd en op hun voorraden (slacht, inmaak, fruit) aangewezen. Zij gaan een harde tijd tegemoet.
Kort voor kerst vallen er doden en gewonden in Well door beschieting en kille mist maakt plaats voor een periode met vorst en zon. Op zo’n mooie winterdag (24/12) trekken vader en moeder Roncken, evacuees uit Afferden, met acht kinderen (3-13 jaar) bij ons in. Het stulpje van Hein en Anka is opeens vol vertier en zo ontstaat er, met konijn en appelmoes, warempel nog iets van een kerstsfeer.
De Duitsers zorgen voor hun 'Weihnachtsstimmung'. Met nieuw vertrouwen. De 'Tannenbaum' wordt uit het bos gehaald en aanvulling op de rantsoenen bij de bevolking 'organisiert'. Hein’s laatste varken is verdwenen. Een oude militair, een maagpatiënt die trouw zijn melk komt halen, helpt ons vergeefs met zoeken. Zeker dat zijn kameraden er meer van weten.

HOE LANG NOG?

Van Rundstedt is tot staan gebracht. Tussen Kerst en Oudjaar komt in de Ardennen de tegenaanval op gang. Machtig dreunend trekken de Amerikanen hun strepen weer en in de vriesblauwe hemel is ook het V2 spoor te zien.
Onder aan de Maas is het geratel van de Spandaus en de Brens teruggekeerd en het metalige geluid van het Duitse 8.8 kanon wordt weer beantwoord door dof gerommel van de overkant. In vergelijking met wat er op ons afkomt is de Wehrmacht zuinig en voor zijn observatie op hoge bomen aangewezen, de Britten maken weleens gebruik van vliegtuigjes. We krijgen ervaring.
Artillerieduels en ver dragend geschut, waarbij de granaten óver ons heen fluiten, brengen ons niet meer van de kook. Mortiervuur is erger. Dat ligt korter en je hoort het nooit aankomen.
Wanneer op een keer een Duitse mortierafdeling vóór de boerderij enkele projectielen heeft afgevuurd komt onder het houthakken het Britse antwoord. De wereld vergaat. Krakende explosies en zoevende scherven houden me plàt tegen de grond tot een pauze intreedt. Dan spring ik in een lege bietenkuil en ren vervolgens door naar de schuilkelder waar iedereen al verenigd is. Op het moment dat ik naar binnen duik slaan achter me nieuwe granaten in en als ik na afloop met knikkende knieën mijn bijl op ga halen ligt precies op de plek waar ik dekking zocht een gemene scherf. De schrik is terug. Anka komt zelfs de kelder niet meer uit, maar vader en moeder Roncken daarentegen blijven in huis. ’s Nachts delen zij met z’n allen een kamertje en vertrouwen daarbij op Maria èn een dikke boom vóór het venster. Gerard en ik slapen weer onder de grond. Hoe lang nog in deze kooi? In Roermond heeft de mof een aantal graafweigeraars doodgeschoten! Het getreuzel van onze vrienden wordt ze niet in dank afgenomen.

Maandag 1 januari: Koud. Het vriest al meer dan een week.
De jaarwisseling wordt met het afschieten van seinkogels en veel geknal uit lichte wapens gevierd.
Kort na zonsopgang, onderweg naar de mis in een boerderij aan de andere kant van het dorp, komt een zwerm Duitse jagers laag over voor een verrassingsaanval op bevrijd gebied. Daar gaat hevig afweer omhoog.
Kansloos houden ze vol, er broeit iets. Wanneer ik bij Jan en Mina nieuwjaar ga wensen worden daar op de akker 'Nebelwerfer' opgesteld. De commandant raadt aan te bidden om bewolking want deze rakettenwerpers zijn een gewild doel voor de Typhoons. De volgende morgen op de stal klinkt tijdens het voeren van de koe plotseling een angstaanjagend gehuil vergezeld van zware explosies. Bommen!?? Prompt beland ik achter de hardstenen voederbak, maar als het bij hels lawaai blijft kruip ik naar de openstaande deur en waag een blik naar buiten. Vanaf de Droogstal gaan vurige projectielen omhoog die niet alleen met daverend geweld midden in Blitterswijck, maar ook in de Duitse stellingen terechtkomen. De 'Nebelwerfer' zijn in actie gegaan ter ondersteuning van een eenheid die bij Well de Maas is overgestoken. Dit wordt bekend als het 'Wanssumse bruggenhoofd' waar de Duitsers zes dagen stand houden in een klein bos waarbij de artillerie, over en weer, zich vooral ’s nachts niet onbetuigd laat.
Overdag vallen er granaten op de plek van de 'Nebelwerfer', maar de in het vooruitzicht gestelde 'Jabo' aanval blijft de Droogstal bespaard. Wel wordt Jantje’s veulen, 'de Poei', gewond en moet worden afgemaakt en vader Roncken beleeft benauwde momenten tijdens een proviandtocht naar de andere kant van de grens.

Maandag 8 Januari: Sneeuwjacht.
’s Morgens trommelvuur op het 'Wanssume bruggenhoofd' en de Duitse posities tussen Well en Wellerlooi (Geijsselberg). Hierna valt infanterie, gesteund door tanks, het bruggenhoofd aan. Tegen de middag zijn daar geen levende Duitsers meer. Die ochtend leek het er even op, maar onze bevrijding blijft uit. Bovendien valt na een korte dooi de winter weer in. Vooral voor zieken en bejaarden wordt het leven in de kelders ondragelijk om van de mannen die het in het bos móeten volhouden maar niet te spreken.
Wat het leven bij 'de Peel' betreft redden wij ons. Gas en elektra zijn er nooit aangelegd, drinkwater komt uit de pomp, voor brandstof is het bos bij de hand en om de voedselvoorraad op peil te houden gaan we op jacht. Een fret wordt in een konijnenhol gelaten en als de vluchtende langoren naar buiten komen zijn ze in de hoge sneeuw gemakkelijk te vangen. Deze methode trekt Duitse belangstelling. Wanneer op een zeker ogenblijk de fret niet meer verschijnt en door 'de Peel' wordt opgegeven bewerken enkele soldaten die plek met handgranaten. Zij vinden het dier, maar het beestje is … dood.

Geruchten worden werkelijkheid. Bergen en Arcen geëvacueerd!

VERJAAGD

Vrijdag 12 Januari: Rep en roer in de nanacht.
Gewekt door Eddy’s meisje die komt met de mededeling dat het dorp moet evacueren. Bij het ochtend schemeren trekken wij samen het bos in om Eddy en Jan te waarschuwen en daarvandaan terugkerend ontmoeten we een Duitser die zich afvraagt waarom wij zó vroeg in die uithoek op pad zijn. Een in tranen gebracht verhaal van het meisje dat wij familie aan de Hamert hebben ingelicht redt de situatie. Hij laat ons gaan.
Mijn laatste bezoek aan het bos want bij 'de Peel' is intussen de 'Grüne Polizei' geweest met het bevel ons naar Well te begeven om daar bij het evacuatietransport aan te sluiten. De kinderen worden reisvaardig gemaakt en het noodzakelijkste, kleding en voedsel, ingepakt en wat we de vijand niet gunnen, een flink aantal konijnen en een haas, gaat onder verwensing aan het adres van 'de Pruusse' (en kritiek op de Engelsen) de gierkelder in. Als de politie weer aan de deur verschijnt is het zover. "Fortgehen, schnell!”. Moeder Roncken reageert fel en Anka weigert te gaan. Ze gooit zich jammerend in de sneeuw en zelfs de 'Groene' krijgt haar niet mee. Uiteindelijk mag Hein met haar achterblijven totdat een ambulance hen ophaalt. Als laatsten verlaten wij Wellerlooi. Het is een heldere wintermorgen met uitstekend zicht voor 'der Tommy'. Maar deze houdt zich gelukkig koest. De Duitsers beginnen het resterende vee bijeen te drijven en huisraad wordt naar buiten gesleept. Halverwege Well moet een stafauto, met daarin een geroofd kalf voor ons uitwijken en even later loopt Eddy op ons in. Die knipoogt alleen want hij heeft besloten als doofstomme mee te gaan terwijl Jan de bevrijding in zijn schuilplaats wil afwachten. Of de anderen zijn gewaarschuwd weet ik niet en wat mijzelf betreft, ik heb me als 'achttienjarige zoon' bij de Ronckens aangesloten. Vanuit Well gaat het Duitsland in, een barre tocht met een afgeladen kruiwagen over een glad bevroren weg, en tegen de avond bereiken we Weeze waar wij onderdak krijgen bij de directeur van een houtbedrijf. Na een bord warme pap val ik naast de centrale verwarming (!) in slaap.

Zaterdag 13 Januari: Al vroeg komt een 'Grüne' aan de deur die mannen ophaalt om hout af te laden, maar ik zit bijtijds op het toilet en in de namiddag trekt de trieste stoet Well en Looienaren naar het station waar een lange trein staat te wachten.
Met enkele families gaan wij in een goederenwagen en als de avond is gevallen wordt de deur dicht geschoven en zet de trein zich in beweging. Door veel oponthoud vordert het langzaam en ’s nachts passeren we, naar het geluid te oordelen, een brug over de Rijn. Buiten vriest het. De wagon is niet verwarmd. De kleinste kinderen, een zieke en enkele bejaarden zijn met wat stro toegedekt.
Boer L. gaat voor in de rozenkrans.

Zondag 14 Januari: Opluchting bij het aanbreken van de dag.
Wanneer de trein voor de zoveelste keer stopt zien wij door een spleet in de deur in een mistig landschap een bord met de naam 'Winterswijk'. De wetenschap niet verder Duitsland, maar Nederland in te gaan geeft weer moed en mist houdt de Typhoons aan de grond. Via Zutphen gaat de reis door naar Zwolle waar iedereen het perron op mag en in de namiddag bereiken we Groningen wat onze bestemming blijkt te zijn.
Aangestaard door Zondagse wandelaars sjouwt een haveloze troep door de ongeschonden binnenstad naar de Korenbeurs en de Harmonie waar ik oog in oog kom te staan met de Landwacht! Die laat het bij surveilleren en na de nacht bij hulpvaardige burgers te hebben doorgebracht rijd ik de dag daarop met de familie Roncken (en Gerard) per huifkar naar Lutjegast waar wij door het evacuatiebureau op particuliere adressen worden gehuisvest. Ook de andere verjaagden komen zo in de wijde omtrek terecht.
Ben in Lutjegast van front ellende verlost, maar ook weer onder druk. Zo probeert de NSB-burgemeester mij, herhaaldelijk en dreigend met doodstraf, aan het werk te krijgen voor de Organisation Todt ('putjegraven') waaraan ik met mij list en geluk kan onttrekken. Bovendien verzoekt het gemeentehuis mijn papieren te tonen, maar aangezien in het Noorden de jacht op onderduikers nog is geopend (Pier Nobach!) voel ik daar niets voor. Het Gronings verzet ken ik niet en daarom tracht ik via een dokter in het ziekenhuis te verdwijnen en als dat niet lukt ga ik, na overleg met Roncken, in het hol van de leeuw (foute politiecommandant) en meld de vermissing van mijn persoonsbewijs. Weer buiten ben ik op een officieel document twee jaar jonger èn Limburger wat mij een veiliger identiteit verschaft, maar mijn gastheer door al dit gedoe nerveus geworden, vraagt een ander kosthuis voor mij aan.
Wellerlooi is dan al bevrijd (3 maart) en eenmaal óver de Rijn bereiken de Canadezen nog onverwacht snel Lutjegast (16 april).

Als VRIJ man trek ik enkele weken later met 'Zwarte Toon' en Jaap (de student) richting Overijssel en terwijl eerstgenoemde door gaat naar zijn woonplaats Nijmegen schepen Jaap en ik ons te Zwartsluis in op een aak die ons naar het Westen zal brengen, maar in Schokkerhaven worden wij door de BS van boord gehaald. Op vertoon van onze onderduikersverklaring mogen wij naar Zwolle, bemachtigen daar een boot tot Amsterdam en dan is Haarlem niet ver meer. Het is intussen juni 1945. Terug van twee jaar weggeweest.

**********************************************

 

Wat de anderen betreft

De Limburgse evacuees keren na de Duitse capitulatie terug naar hun totaal leeggeroofde, verwoeste en met munitie en mijnen bezaaide streek.

Na hun geslaagde oversteek sluiten Wijnand en Leo zich aan bij de Nederlandse strijdkrachten en Jos en Antoon melden zich weer in Nijmegen. Met de 'Duitslandvluchtelingen' loopt het anders af. Die zouden bij de Wehrmacht in dienst zijn geweest!

PTT-er Henk komt met zijn verwonding via enkele Duitse hospitalen in de Achterhoek terecht en de marechaussee wordt nadat hij Wellerlooi verliet opgepakt en in het Ruhrgebied te werk gesteld. Beiden maken de bevrijding mee.

William Machulsky en zijn metgezel worden in Maart 1945 in het bos verlost. Spoedig daarop vliegt William terug naar Amerika. Marinier Frans die daar voor opleiding heen moet zoekt hem op. De vlieger die zijn sprong niet overleefde was piloot Gerald Duffy, de rest van de bemanning zou in krijgsgevangenschap zijn geraakt. Zij behoorden tot de 379e Groep van de Achtste Amerikaanse Luchtmacht.

Eddy trouwt zijn meisje en vestigt zich in Nederland.

Albert, die achteraf blijkt mee te zijn geëvacueerd, bezoekt jaren later weer Wellerlooi.
Van Karl, Stephan en 'Jan de Oekraïner' werd nooit meer vernomen. Hebben zij de oorlog niet overleefd?

De deserteurs die midden December op de Droogstel werden gezocht zouden zijn gepakt en gefusilleerd en in die dagen moet bij Well een 'spion' zijn doodgeschoten.

Te Wellerlooi werden in 1984 verzetskruizen verleend.

--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Stan van Boeckel
(1924-2009)