De Grieze Kèl

Theophil Wagner leefde als kluizenaar in de bosrijke omgeving van Wellerlooi ...

De Grieze Kèl

Theophil Wagner, leefde in de tijd voor de Tweede Wereldoorlog als kluizenaar in een primitief zelf gebouwd huisje van twee bij drie meter in de bosrijke omgeving van Wellerlooi. Hij werd de Grieze Kèl oftewel de grieze Oeëme genoemd door de mensen uit Wellerlooi. Deze bijnaam had hij te danken aan zijn indrukwekkende verschijning met verzorgd wit haar en een golvend lange baard. Hij droeg meestal een lange leren schort over zijn kleding als hij werkte op zijn grondstuk.

Op de Hamert, bij kilometerpaal 90, liep links van de grindweg van toen, een smal pad tussen struiken en heide naar de woning van de kluizenaar. Theophil Wagner kocht daar in 1931 een stuk heidegrond van viereneenhalve hectare voor bijna 11 gulden.
Wellerlooi was in 1931 een klein dorpje met 551 inwoners. Vanaf 1922 leidde Theophil Wagner, volgens eigen zeggen, een zwervend bestaan en kwam in 1931 in Wellerlooi terecht. Hij werd eerst argwanend bekeken. Hij was een zonderlinge man, zeer godsdienstig en had kennis van kruiden. Vooral voor kinderen was hij zeer vriendelijk. Al gauw werd er ‘s zondags naar hem toe gewandeld als ’s zondags uitje. Hij was vriendelijk en als het nodig was had hij een drankje voor de verschillende kwaaltjes.

Hoe leefde hij..

In een heuvel, half in de grond en half boven de grond bouwde hij een eenvoudig houten huisje. Aan de west- en noordzijde was het dak bedekt met een met mos bedekte zandlaag. In het huisje stonden een tafel en een stoel met bankje en een fornuis.
Buiten had hij een stuk grond dat hij bewerkte, waarop hij aardappelen en groenten verbouwde. Hij hield van bloemen, die ook in zijn tuin stonden. Hij plantte verschillende fruitbomen en nu staan er nog van die aanplant een paar grote coniferen. Maar de grond was er zeer mager en de konijnen wilden ook hun deel. Hij deed geen vlieg kwaad. Van hem is de uitspraak; ‘Die Kanienchen müssen auch leben...’.


Hij had een lage huifkar op vier wielen, van binnen bekleed met jute en van buiten met zeildoek met een klapdeurtje als ingang. Hierin sliep hij. Op zijn zwerftochten trok hij deze kar achter zich aan, met daarin ook boeken en gereedschap. Wat verder in de heide bouwde hij in een heuvel een kapelletje onder de grond.

 Er stond een schilderij met een religieuze voorstelling van de gemartelde Jezus met doornenkroon. Verder een oude stoel waarin hij bad en mediteerde. Bij het schilderij met het beeld van de Moeder Gods stonden altijd kaarsen en bloemen uit Wagner’s tuin. In het kapelletje was het in de winter warm en in de zomer koel. Langs de wanden had hij een voorraad aardappelen en wortelen opgeslagen.

                            
Kapelletje 13-10-1934                                                                                            Kapelletje 05-11-1936   

Wagner was zeer godsdienstig, hij was altijd in de kerk van Wellerlooi wanneer er iemand begraven werd.
Hij stond dan heel bescheiden helemaal achterin de kerk. Uit een met stro overdekte put, die hij zelf had gegraven, kreeg hij water voor zichzelf en de planten.
De toeloop van mensen werd zo groot dat hij op een dag een bordje ophing met het opschrift; GEEN TOEGANG, EENZAME MENSCH.

Maar ongevraagd bezoek trad hij altijd vriendelijk tegemoet. Bezoekers mochten hun handtekening zetten op een van de houten wanden van zijn huisje.

Wie was Theophil Wagner?

Wagner is geboren op 28 maart 1874 in het dorpje Zawada, dat toen in de Duitse Kreis Rybnik lag. Na de Eerste Wereldoorlog werd het betreffende gebied in 1922 bij Polen gevoegd. In 1939 werd het weer Duits en na de Tweede Wereldoorlog werd het definitief Pools gebied. De afstand tussen Rybnik en Wellerlooi bedraagt hemelsbreed 1060 km. Theophil Wagner is geboren als buitenechtelijk kind. Zijn vader is onbekend, zijn moeder is Marianne Wagner. Deze informatie heeft hijzelf nooit willen prijsgeven. Hij was de zoon van de ongehuwde Marianne Wagner, misschien is hij langdurig opgevoed in een kloostergemeenschap, gezien zijn zeer religieuze leven. Dit is verder onbekend. In zijn werkzame leven was Wagner mijnwerker, hij haalde zijn pensioen altijd op in Hamborn bij Duisburg. Volgens het stadsarchief van Duisburg werden mijnwerkers in het Ruhrgebied toen op de leeftijd van 45-50 jaar invalide verklaard. Dat strookt met de mededeling van Theophil Wagner dat hij vanaf 1922, toen 48 jaar oud, was gaan zwerven. Volgens eigen zeggen woonde hij ook geruime tijd in Breslau. Thephil Wagner voelde zich goed thuis in de omgeving van Wellerlooi. Hij had verschillende contacten, bij buren waar hij melk haalde en bij de winkels waar hij boodschappen deed. Op de zondag werd het een komen en gaan van belangstellenden. Velen gingen met hem op de foto. Hij maakte veel wandeltochten in de omgeving, altijd met zijn huifkar. Later toen hij vertrokken was werd er gedacht, zal het niet een Duitse spion geweest zijn omdat hij zo vlak voor de oorlog weer verdween…

Plotseling vertrek

Op zaterdag 26 maart 1938 verdween de kluizenaar opeens. De buurtbewoners vonden dat hij de laatste tijd zich vreemd gedroeg. Het kwam erop neer dat Wagner een beetje malende was, zich vreemd gedroeg en dat hij niet goed meer wist wat hij deed.
Bij alle bekenden uit de omgeving was hij afscheid gaan nemen. ‘Ik ga ver weg’ zei hij. Hij had zijn testament opgemaakt, al zijn bezittingen werden overgedaan aan de toen 31 jarige vrijgezel Frans Hendriks uit Wellerlooi. Deze was kantonnier en belast met het onderhoud van een stuk grintweg van de Rijksweg. Half juli kwam hij nog eenmaal terug voor korte tijd. Hierover stond een artikel in de Limburger Koerier van 16 juli 1938. Het valt niet te controleren, want Theophil Wagner staat niet geregistreerd in de bevolkingsadministratie. Bij het kadaster noteert men dat hij van zijn afgestane perceel wel het vruchtgebruik gehouden heeft.

Misschien voelde hij zich met 64 jaar te oud voor het primitieve buitenleven, of dat de aanleg van de verdedigingswerken langs de Maas voor hem te nabij en te bedreigend werden? Redenen genoeg om te vertrekken en terug te gaan naar zijn kamer in Hamborn.
Hoe hij zich in het nazi-tijdperk heeft kunnen handhaven is niet terug te vinden in het archief van Duisburg. Op zaterdagochtend 21 juli 1945 overleed hij om acht uur, op zijn kameradres Beecker Strasse 292, dat toen al 18 jaar zijn officiële woonadres was.
Aangifte van zijn overlijden werd gedaan door zijn buurvrouw. Als doodsoorzaak werd ouderdoms- en hartzwakte opgegeven. Hij werd 71 jaar oud.

De GRIEZE KÈL, was een gemoedelijke en zonderlinge figuur, die de eenzaamheid van de natuur zocht. Met zijn vertrek was Wellerlooi een bijzondere verschijning armer.

 Enkele foto's van het heden, gemaakt in 2018

Restanten van zijn kapelletje

Het kacheltje

Wat er nog over is van zijn werkgereedschap

Locatie van de woning